EHBO bij dieren; Botbreuken (Vakblad Dierenhulpverlening)

Trauma zoals een aanrijding, val, bijtincident etc. kan één of meerdere botbreuken veroorzaken. Een botbreuk kan ook spontaan ontstaan door een stofwisselingsprobleem of een tumor. De meeste botbreuken zijn gelukkig niet levensbedreigend. Bloedingen (extern of intern) en samengevallen longen zijn dit wel; dus de ademhaling, pols en slijmvliezen controleren heeft prioriteit boven botbreuken en moet eerst gecontroleerd, en indien nodig gestabiliseerd worden.
Ook al zijn de meeste botbreuken niet levensbedreigend, ze zijn wel erg pijnlijk en moeten dus zo snel mogelijk gestabiliseerd en behandeld worden. Het bewegen van een gebroken bot (door het dier zelf of door een dierenhulpverlener) is zeer pijnlijk en kan een agressieve pijnreactie oproepen, hierbij geldt dus weer, denk aan je eigen veiligheid voordat je een dier helpt. Bij een open botbreuk steekt een botdeel door de huid heen, deze breuken zijn hierdoor geïnfecteerd en hebben een slechtere prognose dan een gesloten botbreuk waar de huid nog intact is.

Breuken aan de ledematen
Als een ledemaat niet meer belast wordt, een ongebruikelijke beweeglijkheid heeft of een vleugel niet meer opgetrokken op de rug ligt, moet men rekening houden met een botbreuk en proberen dit ledemaat te immobiliseren met een noodverband. Een noodverband mag niet de ademhaling of de bloed toe- en afvoer belemmeren, en dient ter stabilisatie van de breuk, om te voorkomen dat de gebroken delen ten opzichte van elkaar bewegen. Na pijnstilling, sedatie nader onderzoek (röntgenfoto) bij een dierenarts kan een definitieve fixatie van de breuk gerealiseerd worden. Dit kan met een spalk, externe fixatie of interne fixatie gebeuren.

Spalk
Een spalk is mogelijk bij eenvoudige breuken waar de botdelen nog genoeg contact maken (geen of weinig dislocatie) en er weinig spieren over de de botdelen lopen. Dikke spieren over een breuk (zoals in de bovenarm of het dijbeen) voorkomen een stabilisatie van de botdelen, waardoor deze niet kunnen vastgroeien. De pootjes van vogels, de onderarmen ,scheenbenen en ondervoetjes van viervoeters kunnen meestal met een spalk genezen. Na 6 weken stabilisatie zijn de meeste botbreuken genezen en kan de spalk weggenomen worden. Meestal moet de spalk één of twee keren verwisseld worden in deze periode. Alvorens een dier zonder spalk te laten lopen is het verstandig een röntgenfoto te maken om te controleren of het herstel van het bot afdoende is om het gewicht (of de kracht) te dragen.
Als een dier plots gaat bijten in en spalk kan dit zijn door afknelling van de circulatie, infectie of dislocatie van de breukdelen en moet de spalk door een dierenarts gecontroleerd worden.

Externe en interne fixatie
Als de botdelen te weinig contact maken, er meerdere breuken in één bot zijn of als er veel dikke spieren over de botdelen lopen, zoals bij de bovenarm en het dijbeen moet de breuk door middel van een operatie gestabiliseerd worden. Afhankelijk van het bot, de grootte van het dier, de breuk, de ervaring en de middelen van de dierenarts(specialist) zal voor een externe of interne fixatie gekozen worden. Botdelen moeten contact met elkaar maken en mogen niet ten opzichte van elkaar bewegen om te kunnen genezen. Bij een externe fixatie is een deel van de stabilisatie aan de buitenkant van het dier, door de huid heen maakt dit dan contact met het interne deel van de stabilisatie. Omdat er bij externe fixatie metaal door de huid heen en in het bot gaat is er altijd een risico van infectie, dit kan met dagelijks desinfecteren en evt. antibiotica voorkomen worden. Bij gunstig herstel met externe fixaties wordt ook na 6 weken het externe deel van de fixatie verwijderd, en soms ook het interne deel door middel van een operatie.
Bij interne fixatie zitten alle platen, schroeven of pinnen ín het dier, hier is dus minder kans op infectie. Dit is vaak wel lastiger aan te brengen en vergt meer ervaring (orthopeed dierenarts) en de instrumenten en materialen om dit te doen zijn duurder. Interne fixaties van botbreuken hoeven er niet uitgehaald te worden behalve als er een infectie aan optreedt en de dieren kunnen enkele dagen na de ingreep het gebroken ledemaat al weer belasten en gebruiken.
Als een bot verbrijzeld is, zwaar geïnfecteerd of een spalk of fixatie geen effect gehad heeft kan een ledemaat geamputeerd worden. Viervoeters tot een gewicht van 15 kg redden zich in de regel op drie poten, zwaardere dieren zullen vaak overbelasting krijgen van de overgebleven ledematen.

Breuken aan de schedel en wervelkolom
Bij breuken aan de schedel of wervelkolom zal naast de botschade ook zenuwschade optreden, door de klap (hersenschudding of zwelling van het ruggenmerg), of door de breuk zelf (dwarslaesie). Bij een kaak- of snavelbreuk kan de bek vaak niet meer dichtgehouden worden en is drinken en eten belemmerd. Als een oogkas gebroken en een oog uit de oogkas puilt, voorkom dan dat deze uitdroogt door er regelmatig vettige oogcrème op te doen of sla-olie als er geen oogcrème voorhanden is, en zoek uiteraard met spoed een dierenarts op. Breuken van de schedel en wervelkolom hebben een slechtere prognose dan van de ledematen aangezien wij hier maar één van hebben en hier de aansturing van het lichaam plaatsvindt.
Kneuzingen, bloedingen of zwelling van de hersenen, ruggemerg of zenuwen kunnen uitvalsverschijnselen geven. Als hier 48 uur na aanvang van de behandeling door een dierenarts geen verbetering optreedt, is de kans op herstel klein en heb je waarschijnlijk te maken definitieve uitval. 

Ribbreuken
Ribbreuken zijn levensbedreigend als een breukdeel de longen of de borstholte doorboort, waardoor de long samenvalt en de ademhaling belemmerd wordt of stopt in die longhelft. Ribbreuken zijn erg pijnlijk en bij elke ademhaling is dit te voelen.
Bij intacte longen en borstholte zullen de ribben iets naar buiten wijken en zal de buik wat uitzetten bij inademing, bij een normale uitademing vallen de ribben terug en trekt de buik wat op. Als er asymmetrie in deze adembeweging is, een ribwand niet opkomt of juist met uitademing opkomt kan er sprake zijn van een ribbreuk, klaplong en/ of scheur in het middenrif en is het zaak om met spoed een dierenkliniek op te zoeken.
Een botbreuk heeft dus altijd zorg en ondersteuning nodig, gelukkig is het meestal (op korte termijn) niet levensbedreigend en kan bot heel goed genezen. Een oude breuk is vaak zelfs sterker dan het bot eromheen door extra botafzetting. Als de botdelen elkaar voor een deel raken en niet ten opzichte van elkaar bewegen, genezen ze in de regel prachtig. Ook als een bot niet helemaal mooi recht geneest en dus één pootje korter is dan de anderen, kunnen dieren zich hier goed mee redden door de andere pootjes iets meer te buigen.

Deze EHBO artikelen zijn geschreven door Piet voor het Vakblad Dierenhulpverlening van Stichting DierenLot, via deze link zijn de Vakbladen Dierenhulpverlening te lezen.