Revalidatie en ondersteuning van patiënten in de opvang (Vakblad Dierenhulpverlening)

Dieren kunnen heel veel hebben. Ik heb in mijn werk veel pootjes, staarten en ogen moeten amputeren en heb heel vaak verbaasd gestaan over hoe snel dieren zich kunnen aanpassen na een heftig ongeval of zware ingreep. Er is uiteraard een groot verschil tussen wilde dieren en onze gehouden dieren en de leeftijd en omvang van een dier speelt ook een grote rol in wat mogelijk is qua revalidatie. Goede ondersteuning is hierin heel belangrijk uiteraard en voordat je aan zo’n traject begint dat er reële kansen zijn voor het dier op herstel.

In-het-wild-levend versus gehouden dieren
Als een in-het-wild-levend dier zich niet meer zelfstandig in het wild kan redden na een ongeval, dan neig ik naar het inslapen van dit dier. Uiteraard is hier een groot grijs gebied; een gans die een vleugel mist maar wel in de gaten gehouden wordt en gevoerd wordt hoeft niet ingeslapen te worden. En een egel met drie pootjes redt zich prima in de regel, zeker als deze vrijgelaten wordt waar hij nog wat in de gaten gehouden kan worden. Een denkfout die je niet moet maken (en ik in het verleden wel gemaakt heb) is te denken dat het diertje misschien wel tam wordt. Dat gebeurt in de regel niet met volwassen dieren en als dieren zo jong zijn dat ze dat evt. wel kunnen worden, zal dit diertje waarschijnlijk niet meer normaal met zijn soortgenoten om kunnen gaan of in het wild kunnen leven
Daarnaast geeft contact met mensen de in-het-wild-levende dieren stress, dit is een normale respons en hebben ze nodig om in het wild te overleven. Een behandeltraject met veel contact (medicatie, oefeningen of verbandwissels bijvoorbeeld) zal hen dus veel stress opleveren, of laten wennen aan mensen, twee zaken die je beiden wilt voorkomen.
Het feit dat iets technisch mogelijk is, een vleugel amputeren bijvoorbeeld, is nog geen reden om te uit te voeren vind ik. Er moet een reële verwachting zijn dat het dier zich ermee weer in het wild zal redden.

Grootte van het dier
Het gewicht van een dier staat in verhouding met het volume van een dier en heeft dus drie dimensies (lengte x breedte x hoogte). De spierkracht staat in verhouding tot het oppervlak van de spiervezels en heeft maar twee dimensies (lengte x breedte). Hoe groter een dier is, hoe minder sterk het is ten opzichte van zijn gewicht, het gewicht neemt namelijk sneller toe dan het oppervlak. Beetje een technisch verhaal, maar het komt erop neer dat een muis sterker is dan een olifant, relatief dan. Een muis kan meerdere keren zijn eigen gewicht dragen, een olifant kan niet eens springen en is ten opzichte van zijn gewicht minder sterk dan de muis. Deze kennis is van belang bij ernstig beschadigde ledematen die geamputeerd moeten worden of erg lang moeten herstellen. Kleine dieren kunnen met spierkracht veel meer opvangen dan grote dieren. Katten en honden tot zo’n 15 kg redden zich vaak prima op drie pootjes, bij zwaardere honden zie je vaak meer problemen zoals overbelasting van het overgebleven pootje.
Als dieren een poot missen gaan ze wat scheef lopen, het overgebleven achterpootje wordt meer in het midden neergezet dan toen er er nog twee pootjes waren. Hierdoor komt er een draaiing en scheefstand van wervelkolom en dit vereist ook extra spierkracht en zorgt voor meer gewrichtsslijtage (artrose) dan normaal. Grote en zware dieren zullen hier dus ook meer last van hebben. Hierbij zijn grotere dieren dus ook in het nadeel en zijn er helaas minder mogelijkheden voor herstel.

Fysiotherapie
Net als voor ons zal herstel na een ongeval of operatie sneller gaan met de juiste begeleiding en gelukkig is dit ook in de diergeneeskunde doorgedrongen. Steeds meer orthopeden werken samen met dierfysiotherapeuten om na een operatie hun patiënten zo snel mogelijk weer in beweging te krijgen. Door een geopereerd gebied te gebruiken zal er ook meer bloed doorheen stromen en zullen de weefsels sneller herstellen. Veel dierfysiotherapeuten hebben ook loopbanden die in een grote bak met water staan waardoor een dier minder gewicht hoeft te dragen als het weer leert lopen. Het lopen van dieren op vier poten is trouwens veel eenvoudiger dan hoe wij lopen op twee benen en is voor een groot deel reflexmatig als een dier eenmaal in beweging is. Uiteraard is het van belang om dit soort oefeningen qua moeilijkheid en intensiteit geleidelijk aan op te bouwen, een dierfysiotherapeut is hierbij van onschatbare waarde.

Prothesen
Hierin zijn gelukkig ook veel ontwikkelingen in ons vakgebied. Prothesen zijn bijna altijd maatwerk en moeten vaak ook nog verder aangepast worden tijdens het gebruik. Vooral bij zwaardere honden (>15 kg) kan dit overbelasting van het overgebleven pootje voorkomen en zal minder scheefstand en draaiing van de ruggengraat geven.
Dierenartsen hebben een voorkeursplek bij de poten om deze te amputeren als het nodig is, maar de stomp die dan overblijft is niet altijd geschikt voor een prothese helaas. Het is dus van belang om voordat er tot amputatie overgegaan wordt, goed te kijken wat er evt. mogelijk is met een prothese en om daar de amputatie plek op aan te passen. Hoe meer er van het pootjes overgelaten wordt, hoe meer “aansluitmogelijkheden” en controle er met een prothese zijn. Dierenartsen amputeren in de regel ledematen erg kort om te voorkomen dat er alsnog op gesteund of gelopen wordt, dat geeft vaak huidbeschadigingen en infecties maar soms is het dus beter om juist zo veel mogelijk van het pootje te sparen.
Revaliderende patiënten kosten veel tijd en geld. Gelukkig zie ik bij veel opvangen in Nederland en daarbuiten dat hier veel tijd, geld en liefde in gestoken wordt. Veelal met geweldige resultaten en dieren die zich weer prima kunnen redden en weer even hard ravotten als ervoor. Schroom niet om het advies van een dierfysiotherapeut in te schakelen en houdt uiteraard het lichamelijk (en geestelijk) welzijn van dier op het hoogste plan. Het dal waar een dier doorheen moet na een ongeval of operatie is vaak diep maar als herstel zeer goed mogelijk is en je er de middelen (financiën en tijd) voor hebt, ga ervoor en je zal versteld staan over het herstellend en aanpassingsvermogen van dieren.

Deze EHBO artikelen zijn geschreven door Piet voor het Vakblad Dierenhulpverlening van Stichting DierenLot, via deze link zijn de Vakbladen Dierenhulpverlening te lezen.